Een eerste kennismaking met de nieuwe stemmen
Wat was jullie eerste indruk bij het lezen van de tekst?
Milan: ‘Toen we voor het eerst de tekst van Derwazeens lazen waren we geschrokken. Sommige scènes lijken bijna identiek op materiaal dat we zelf geschreven hebben. We voelden ons verbonden met de zwierige schrijfstijl en het plezier dat de personages in hun fantasiewereld vinden. Daarnaast waren we ook geraakt door de inhoud. Het is een tekst die existentiële thema’s begrijpelijk en verteerbaar maakt voor een jong publiek, zonder daarin melig te worden.’
Esther: ‘Bij het lezen van het script was mijn eerste gedachte hoe mooi en gevoelig deze tekst is. Ik realiseerde me wat een uitdaging het zal zijn om dit eerlijk op scène te brengen.’
Wat zijn voor jullie de grootste uitdagingen?
Toon: ‘De tekst is ritmisch en met veel gevoel geschreven, die twee kwaliteiten behouden èn ze proberen versterken met onze eigen fantasie, vormen de grootste uitdaging voor mij.’
M: ‘Een grote uitdaging zal zijn om een repetitie methodologie te verzinnen die niet vertrekt vanuit het schrijven. We hebben de gewoonte om het grootste deel van het proces aan de tafel te werken en daar uren over woorden te tobben. Om zinnen te herformuleren en veel materiaal te verzinnen dat vaak aan diezelfde schrijftafel weer sneuvelt, maar mogelijks wel een hummuslaag vormt voor een tekst idee dat uiteindelijk in het eindresultaat opduikt. Doordat we nu vertrekken vanuit een reeds geschreven tekst zullen we deze methodiek moeten herwerken. In plaats van nieuw materiaal te verzinnen, zullen we het bestaand materiaal moeten uitdiepen, begrijpen en theatraal verbeelden: een fijne uitdaging.’
E: ‘De grootste uitdaging lijk me respectvol om te gaan met dit onderwerp zonder te braaf te worden. Ik hou wel van dingen die niet altijd in het gareel lopen.’
Hoe willen jullie met dit thema omgaan?
T: ‘Het thema ligt ons alle drie op een andere manier nauw aan het hart. We gaan zorgvuldig na hoe we zelf omgaan met dit thema en hoe we dat kunnen vertalen naar de voorstelling.’
M: ‘De thema’s uit Derwazeens komen voor mij dichtbij. Ik heb de laatste jaren veel gerouwd en heb dat steeds met veel aandacht gedaan. Ik hoop dat deze geleefde realiteit mij de juiste handvaten biedt om op een bedachtzame en zorgende manier met de thematieken om te gaan.’
Hoe bekijken jullie het creatieve proces?
T: ‘Milan en ik zijn eerder schrijvende makers, met Esther heb ik al spelend gemaakt, maar Esther kan ook erg goed schrijven. Het wordt een gezonde mix tussen die twee.’
M: ‘Twee gemeenplaatsen die mij al vaker geholpen hebben tijdens creatieve processen zijn: ‘you have to shuffle in the shit’ en ‘we slijpen het tot het schijnt.’ Als iemand die best perfectionistisch in het leven staat, gebruik ik de eerste zegswijze om mijzelf te behoeden voor zelfcensuur en een te rationele houding tijdens het creatieve proces. Hoe slecht sommige ideeën ook lijken, soms kunnen ze wel het opstapje zijn tot iets wat uiteindelijk de moeite waard is.
Tegelijkertijd mondt dit dan ook uit in de tweede zegswijze. Het is belangrijk om het vergaarde materiaal uit het creatieve proces steeds met frisse ogen te bekijken. De tweede zegswijze herinnert me eraan dat een creatief proces nooit een finishline kent, en dat je altijd kan blijven schaven.’
"Ik ken weinig dingen die zo hard troosten als fantasie. Het zit verstopt in kleine dingen, dat het verdriet vergeet vanaf het wordt meegetrokken in de magie van het spelen.”
(Hoe) Kan fantasie troosten?
T: ‘Ja.’
M: ‘Ik ken weinig dingen die zo hard troosten als fantasie. Het zit verstopt in kleine dingen zoals bijvoorbeeld een huilend kindje op de speelplaats dat zijn verdriet vergeet vanaf het wordt meegetrokken in de magie van het spelen. Voor mijzelf voel ik dat fantasie vooral ook verbindend werkt. Als ik me eenzaam voel, dan grijp ik naar boeken, films, muziekstukken…, producten die allemaal voortkomen uit de fantasie van de makers. Ik merk dat ik me dan verbonden voel: vaak enkel met de belevingswereld van de fictieve personages, maar in zeldzame gevallen ook met de bedenkers van die fictieve werelden. De fantasie heeft mij in mijn leven in ieder geval al meermaals getroost.’
E: ‘Fantasie kan absoluut troosten! Het wegkruipen in je fantasie als er iets gebeurt dat je niet leuk vindt of waar je geen vat op hebt, herken ik heel erg. Zelf kan ik ook in mijn fantasiewereld wegkruipen als ik mij niet goed voel. Dat maakt de echte wereld niet beter, maar zorgt er wel voor dat ik mij even minder slecht voel. En dat is al heel wat waard.’